Lang heb ik gedacht en geroepen dat ik in het diepst van mijn wezen vegetariër was. Maar ja, kinderen zijn nu eenmaal dol op vlees. Maar ja, ik woon dus sowieso met allemaal carnivoren in huis. Sinds 1 januari is onze jongste vegetariër. En ben ik gierend door de mand gevallen.
Zei ik 1 januari? Maak daar de negende van. Dat was handiger met al die familiebezoekjes in de kerstvakantie, zeiden wij tegen het arme, dappere schaap. En daar ging het al mis. Tuurlijk, we prezen onze al lang niet meer zo kleine man met zijn voornemen. Maar ik hoorde mezelf ook hoopvol vragen: ‘Eet je dan ook geen vis meer?’ Melancholiek keek ik naar mijn mappen vol verzamelde recepten: een aanzienlijk deel ervan was nu blijkbaar in één klap overbodig…’Ik vind het leven van een vis niet minder waard dan het leven van een kip of een koe’, legde ons lichtende voorbeeld mij het zwijgen op.
Dat was wennen. Van een keer of drie in de week geen vlees naar permanent vegetarisch eten is best een ding. Bovendien krijgen de vleesvrienden in ons gezin na een paar dagen wel weer zin in een paar spekblokjes of wat geruld gehakt door de pastasaus. Ik zelf ook, moet ik bekennen. Een vegetariër van niks ben ik.
Dubbel koken
Een soort van dubbel koken biedt vaak uitkomst: dan pruttelt er een carnivorenpasta of -stoofschotel naast een vleesloze variant. Of sudderen kaasplakken en gehaktballen pit aan pit. Maar wat een gedoe is dat. Even een beproefd succesreceptje in elkaar draaien na een dag werken, kan nu alleen nog wanneer dat beproefde recept vegetarisch is. Ik betrapte mezelf er dan ook regelmatig op dat ik hoopte dat onze jonge held van zijn nieuwe principes zou vallen.
Vakantiedieet
Het was dan ook een verademing dat we afgelopen zomer de vakantie in Spanje doorbrachten. Want je kunt veel van de Spaanse keuken zeggen, maar vegavriendelijk is die niet. En omdat we deze keer maar beperkt een eigen keuken tot onze beschikking hadden, doemde een vakantiedieet van zuiver friet en sla als schrikbeeld op. ‘Oké, dan hou ik tijdens de vakantie wel even pauze’, besloot de jongste.
Dat pauzeren deed hij met verve. Al de eerste avond bestelde hij een ferme steak en viel erop aan als een uitgehongerde wolf. Hij kreeg er niet eens buikpijn van, na al die vleesloze maanden. Drie weken leek hij zijn best te doen om genoeg dierlijke eiwitten binnen te krijgen voor de rest van het jaar. Pollo, lomo, albóndigas, chorizo, pescado, het ging erin als koe(k).
Principes, meneertje
De uitbundige vis- en vleesconsumptie hield ook aan toen we weer terug in Nederland waren. Ik zei niks, pakte mijn oude receptenmapjes er weer bij en stoofde en bakte er tevreden op los. Tot begin deze week, toen de scholen weer begonnen. ‘Eehm, mam…”, zei de jongste, terwijl hij naar het uiterst biologische en lokaal geproduceerde venkelworstje op zijn bord keek, ‘Ik ben vergeten het te zeggen, maar ik ben weer vegetariër, hoor. Deze eet ik nog wel op, dan, maar daarna is het weer afgelopen.’ Tja. Jammer. Maar wel héél goed, natuurlijk.