Stel: het vriest vannacht. Morgenochtend sta je op, je stapt op de wegschaal en huh?! Zes kilo eraf. Of zeven. Of meer. Tien procent van je lichaamsgewicht opgebrand, om je ’s nachts lekker warm te houden. Het overkomt kleine vogeltjes in de winter, na elke vriesnacht, las ik. De allerkleinste hebben na een koude winternacht maar EEN HALF UUR de tijd om eten te vinden, anders verhongeren ze. Nu hangen er drie vetbollen in mijn boom, plus een pot vogelpindakaas.
Sinds we met z’n allen af en aan huisarrest hebben, ben ik me wat meer gaan verdiepen in mijn directe omgeving. En in bezoekers waarvan je er zoveel mag ontvangen als je wilt: vogels! Van vogels voeren word je blij, las ik al in de aanrader ‘Buiten!’ van boswachter Arjan Postma en inmiddels kan ik dat enthousiast onderschrijven.
Belangrijke les van de boswachter: vogels in de stad willen het hele jaar bijgevoerd worden. Niet uit een verwende hang naar overvloed, maar omdat ze het gewoon keizwaar hebben in de bebouwde kom. Er is te weinig natuur in de stad (en trouwens ook in de meeste dorpen) om hun eigen kostje bij elkaar te scharrelen. Met vetbollen, pindaslingers, fruit en zaden kunnen we vogels niet alleen de winter doorhelpen; weldoorvoede vogels leggen ook grotere eieren, waar robuustere jongen uit komen. Dat wil je toch?!
“Een keuken vol zaad en vetsnippers”
Het recept dat boswachter Arjan gaf voor het zelf maken van megavetbollen (‘Vul een pan met frituurvet, smelt het, gooi er een enorme bak zaad in kneed er een vetskippybal van’), pakte niet helemaal naar wens uit. Met geen mogelijkheid kreeg ik vet plus zaden uit de pan na het stollen. Bikken met het keukenmes leidde tot een keuken vol zaad en vetsnippers. Pas in het midden van de pan gaven samenhangende brokken zich prijs. Nadat ik deze in een sinaasappelnetje in de boom had gehangen, waarbij de helft van de zaden meteen op de grond viel, had ik wél snel succes. Alleen niet helemaal van de geplande doelgroep.
De troep schreeuwende kauwen die ons plein domineert stortte zich op de slingerende klont. De vetbrokken vlogen rond en voor het effect had ik er graag bij gezegd, ‘net als hun veren’. Maar dat zou wat overdreven zijn. Ze vochten er wel om, met veel gekras en dreigende duikvluchten, maar er vielen geen gewonden. In twee dagen was het net leeg. De bik-resten uit de keuken heb ik bij elkaar geveegd en in jampotjes gedaan. Deze heb ik op poezenproof hoogte in bloempotten en heggen geplaatst. Zonder deksel, uiteraard. Het duurde even voor de beoogde doelgroep het in de gaten had, maar uiteindelijk zijn alle potjes gevonden en inmiddels alweer bijna leeg.
“Investeren in de sound track van komende zomer”
Discriminatie is verwerpelijk, maar ik heb toch echt een voorkeur voor kleine vogeltjes. Of, het allerfijnst: de bescheiden, prachtige merel. Allemaal hier blijven, merels, en straks in het voorjaar weer op alle daken in de buurt gaan zingen, alsjeblieft! Volgens Natuurmonumenten maak je merels vooral blij met gewelde rozijnen en fruit. Blijkt nog echt waar te zijn ook! Nu veel andere vormen van vermaak zijn weggevallen, merk ik hoe blij ik word van snackende merels onder de rododendron in de voortuin: daar scharrelt de sound track van komende zomer!
Als je eenmaal aan begint, aan Oud-Hollandsch vogelvoeren, dan krijg je er steeds meer lol in. Gelukkig maar, want stoppen in de lente is niet zo logisch als het lijkt. Boswachter Arjan: “Het broedseizoen duurt voor veel vogels tot aan de herfst, omdat ze meerdere nesten in een jaar hebben. Ze zijn in die tijd druk met het vangen van insecten voor hun kroost. Als ze zelf honger hebben, is het fijn als ze een vaste eetplek hebben bij iemand in de tuin. (…) Aan het eind van de zomer moeten ze opvetten om de winter door te komen of op trek te gaan.”
Vogels voeren is dus een van de leuke dingen waar we áltijd mee door mogen gaan.