Soms lees je een artikel waarvan je de broek van de goedbedoelende billen zakt. Dat effect had vandaag een reportage in Trouw met de veelzeggende kop: ‘Recyclen op z’n Pools? De fik erin.’ Eigenlijk weet ik niet of ik van dat soort berichten nou moet lachen of huilen. Het groteske ervan is bijna grappig, maar wat er wordt beschreven is niet anders dan diep triest. Gewoon de krant wegleggen en doorleven, zoals altijd. Of vooruit, even een stukje erover tikken dan.
Een vergelijkbaar gevoel overviel me een paar maanden geleden, toen ik een televisiereportage zag over de enorme bergen plasticafval die wij in ons land steeds braver gaan scheiden. Ik werk daar zelf ook aan mee. Aanvankelijk tegensputterend, want het grootste deel van je huishoudelijk afval bestaat uit plastic en dat moeten wij in onze gemeente handmatig in vaak nogal onaangenaam ruikende containers proppen in speciaal daarvoor aan te schaffen plastic zakken. Dat druist in tegen onze diepgevoelde basisrechten op schoon en moeiteloos leven. Later zie je dat dat verwend gezeur is en breng je je plastic troep weg omdat het moet en kan. Ik werkte ook mee aan een publiekscampagne van het Rijk waarin afvalmythes worden ontkracht: nee nee, plastic afval komt heus niet alsnog op de stort met andere afvalstromen. Er zitten alleen wat kinderziektes in de sortering. En o ja, er is nog onvoldoende capaciteit.
Lucratieve vlammen
Dus een groot deel van ons afval wordt, al dan niet keurig gescheiden, geëxporteerd. China was tot voor kort een belangrijke afnemer, maar nu men daar bijna verzuipt in de eigen groeiende afvalberg, zijn de grenzen dichtgegaan voor onze troep. Gelukkig is er Polen. Een land waar veel ontwikkelingen net even wat langzamer gaan. Zeker de ontwikkeling van milieubesef, zo blijkt. Polen koopt grootschalig afval in en slaat het op. Officieel voor recycling. Daar zijn amper vergunningen voor nodig en controle is er ook nauwelijks. Van het feitelijke recyclen komt het vervolgens niet. Die bergen zooi liggen daar lekker jarenlang te stinken, tot groot verdriet van de omwonenden. Mocht er dan ineens, met een beetje mazzel (en wat hulp van een achteraf immer onvindbare pyromaan) brand uitbreken, dan kan de ‘recyclingbaas’ zijn zegeningen tellen: afvalprobleem opgelost en de bankrekening stevig gespekt. Voor elke ton opgeslagen afval ontvangt men zo’n 75 euro, vermeldt het artikel. Van wie en waarom wordt me niet helemaal duidelijk, maar mijn verontwaardiging produceert minstens zo’n rookkolom als zo’n afvalbrand, die volgens het stuk hand over hand in aantal toenemen.
‘En zo gaat straffeloos het hele periodiek systeem der elementen de lucht in’, luidt het fraaiste citaat dat ik in jaren in de krant las. Maar hoe treurig is dat? Hier hebben we de luxe om onze bizarre hoeveelheden plastic verpakkingsmateriaal gescheiden aan te kunnen bieden, waardoor die bizarre hoeveelheden iets minder op het geweten drukken: ‘Het is een boel en zou een stuk minder moeten en kunnen zijn, maar ja, het wordt in elk geval gerecycled.’ Not.
Belachelijk
Zo kan ik mijn plasticmaffia-regime bij ons in huis natuurlijk nauwelijks verkopen. ‘Hallo! Dat plastic mag in de plastic-plastic zak, hoor, je weet waar die hangt. En fijn dat je die kaasvlinderdoos bij het oud papier doet, maar daar zit nog een plastic verpakking in. Ja, dat ís ook belachelijk…’ Maar als dat gewetensvol (zij het soms zachtjes afgedwongen) gescheiden materiaal vervolgens honderden kilometers wordt versleept om het in het verre Europese oosten in de hens te steken, dan wordt het pas écht belachelijk. Dan voel je je te kakken gezet met je goede bedoelingen. Je zou van de weeromstuit je troep in zo’n ouderwetse anarchistische oliedrum willen flikkeren en hup, de fik erin. Maar ja, dat slaat nergens op. En de mens is een redelijk wezen, tenslotte. In principe.