‘Wat heb je nou aan?’, vraag ik aan mijn dochter. Ze komt de trap af in een flinterdun fluddertje. ‘Een jumpsuit’, zegt ze, met een blik van: ‘Moet je een bril of zo?’. ‘Die ziet er wel erg optimistisch uit’, bederf ik haar stemming. ‘Het wordt vandaag hooguit 7 graden, volgens mij.’ Ze kijkt sip omlaag. ‘Maarreh’, gooi ik er nog een schepje bovenop. ‘Hoe kom je er eigenlijk aan?’ ‘Gisteren gekocht, na schooltijd.’ Mijn dochter draait zich om en tilt haar haar op. ‘Wil jij het kaartje er even uit knippen?’ Zeven euro, zegt het kaartje. ‘Zeven euro?’ flap ik er uit. Ik bijt mentaal mijn tong af. ‘Jaja, kinderhandjes’, zucht mijn dochter en rolt met haar ogen. Niet dat ze het niet zielig vindt, voor de kindjes in de Derde Wereld, maar het is nog geen acht uur ‘s morgens en bovendien: kan zij er wat aan doen? En inderdaad: zulk groot leed hoort niet te rusten op smalle kinderschouders. Daar niet en hier niet. Zulk groot leed hoort gewoon helemaal niet te bestaan.
RankaBrand
Van een dertienjarige met 25 euro per maand kleedgeld kun je redelijkerwijs niet verwachten dat ze oog heeft voor de herkomst van haar kleding. Duurzaam geproduceerd katoen, eerlijk loon, menswaardige arbeidsomstandigheden. Het zijn grootheden die niet in een kinderhoofd passen. En trouwens ook niet in 7 euro. Maar moet ik haar dan verbieden om die goedkope niksjes te kopen bij H&M, Zara of de Primark? Waar moet ze haar kleren dan vandaan halen? Van de C&A? Daar wilde ik in mijn tijd al niet in rondlopen en die scoren hetzelfde magere C-tje bij RankaBrand als de eerste twee genoemde merken. ‘Redelijk op weg, kan beter’, licht de duurzame-score-site mild toe. Primark komt zelf niet verder dan een D: ‘eerste mijlpalen bereikt, moet beter.’
Duurzaam en kinderkleding combineert niet best
De kinderkleding ranking 2015 laat zien dat duurzaamheid en kinderkleding sowieso niet zo lekker met elkaar combineren. Diezelfde C-score is op dit moment het maximaal haalbare, volgens Rank-a-Brand. Met de kanttekening dat de bewijslast nadrukkelijk bij de merken zelf ligt. Wie niet keihard kan aantonen waar en hoe de kleren geproduceerd worden en welke stappen het bedrijf zet op MVO-vlak, krijgt het E- label aan z’n discutabele broek: ‘Hand nog even op de knip’, zegt RankaBrand daarmee. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor een merk als King Louie. Terwijl King Louie zelf aangeeft echt lekker bezig te zijn: ‘Onze hofleverancier komt uit Turkije’, staat er op hun website. Het is een inspirerend bedrijf waarvan de eigenaresse zich sterk inzet voor gelijke vrouwenrechten in Turkije. Onze fabrikant heeft hierdoor een aantal onderscheidingen op zijn naam staan, waaronder ‘Best Social Gender Equality in Work Life 2012’. In 2013 is het bedrijf ook opgenomen in de ‘Honorary List by United Nations Women Empowerment Principles’.’
Klinkt niet naar toch? Of moet je als consument hoogstpersoonlijk naar Turkije afreizen om te zien of de productie van je Noorse vesten en je bloemetjesjurken wel in goede handen is? Frustrerend vind ik het. Nou kan ik mezelf steeds vaker tevreden stellen met tweedehands spul en een enkel kledingstuk uit winkels die door mijn hoogstpersoonlijke MVO –beugel kunnen. Na oppervlakkig onderzoek, bijvoorbeeld bestaande uit een mondeling bij de verkoopster afgenomen 1-item enquête (‘Doen jullie ook een beetje aan MVO?’), wil ik me nog wel eens laten meeslepen door het aankoopvirus.
Hip, hot en cool
Maar mijn dochter strijdt nog in de frontlinie van de hokjesmaatschappij. Die moet hip zijn, hot en cool. Die moet geregeld in een kek nieuw ensemble ten tonele verschijnen, wil ze niet als ‘nerd’ weggezet worden. En die heeft maar een klein budgetje. ‘Cool Cat!’, ‘We!’, ‘Esprit!’, roept ze naar het computerscherm, als ze ziet dat ik met RankaBrand in de weer ben. Want heus, ook zij heeft het beste met de wereld voor. Allemaal D-tjes. Ook Zeeman en Hema, die haar budget weliswaar ontzien, maar waarin ze nog niet dood gevonden wil worden. De echt duurzame merken (Armed Angels, Kollateralschaden, Waschbär) zijn peperduur en hebben geen kleding voor kinderen groter dan 1 meter 20. Zucht. Dan maar weer naar de H&M… ‘Ik neem volgende keer wel weer een tasje recycletextiel mee’, oppert mijn dochter. ‘Dan ben ik toch ook goed bezig?’ Tja, daar las ik dan weer over in Vrij Nederland dat de ingeleverde kledingstukken verkocht worden aan een firma die ze verwerkt als vulling voor knuffels. Daar had ik me ook meer van voorgesteld. Maar daar hoef ik haar niet mee lastig te vallen. ‘Prima hoor, meid. Hartstikke goed dat je er zo mee bezig bent.’