Selecteer een pagina
Image by Florian Pircher from Pixabay

Bijzonder hoe naïef je met ruim een halve eeuw levenservaring nog kunt zijn. Zo dacht ik bijvoorbeeld dat ‘inspraak’ betekende dat je ergens inspraak in hebt. Een vinger in de pap. Dat je iets mag zeggen waar naar geluisterd wordt, en dat daar iets mee gedaan wordt. Maar dat idee blijkt niet te kloppen.

Kort geleden zat ik voor het eerst op de tribune van de raadszaal van de gemeente. Twaalf buurtgenoten hadden spreektijd aangevraagd in de commissievergadering van de wijze mannen en vrouwen die zich buigen over de plannen voor de bouw van zo’n 650 woningen in ‘de Orionzone’, een vrij willekeurige stadsstrook die voor deze gelegenheid zo genoemd is en waar op dit moment ongeveer eenzelfde hoeveelheid woningen staat. Of minder.

Veel plannen, veel ambitie

Grootse plannen dus. En onvermijdelijk ook grootse weerstand. Gelukkig neemt de gemeente haar burgers bij de hand in een inspraaktraject dat zijn gelijke niet kent. Of ja, toch. Namelijk in vier parallel lopende ‘ontwikkelplannen’ met een minstens even hoog ambitieniveau. “Daar zitten we weer”, verzuchtte dan ook het gemeenteraadslid van Hart voor Haarlem tijdens de bewuste vergadering. “Voor de vijfde keer in drie weken tijd krijgen we vergaande plannen voorgelegd, waar we iets van moeten vinden.”

“Goh, wat een mooi gedicht…”

Dat was te merken aan de sfeer. De wethouder zat scheefgezakt in zijn stoel op zijn pen te kauwen, de raadsleden deden hun zegje en keerden weer terug naar hun mobieltjes en de voorzitter was vooral geïnteresseerd in de spreektijd van de insprekers. “Keurig”, luidde zijn enige reactie als de spreker exact op 3 minuten afrondde. Zo niet, dan vroeg hij om een spoedige beëindiging van het verhaal. Zelfs als de spreker zijn of haar zin net begon met “En tenslotte…”. Applaudisseren mocht niet, gereageerd werd er niet, de paar vragen die na afloop aan de insprekers gesteld werden gingen over zaken die er eigenlijk niet toe deden. “U citeerde in het begin van uw betoog uit een gedicht. Hoe heette dat?”

“En wat is dit ? Een handtekeningenlijst?”

Wat een desillusie.  Daar zaten we dan, als betrokken burgers, met een goed doortimmerd betoog van tien A4tjes en een handtekeningenlijst ter ondersteuning van ons voorstel. “Waar is dit voor?”, vroeg de voorzitter verdwaasd toen hem deze handtekeningen werden aangeboden. “Eeehm, dit is, zoals gezegd, de lijst met bewoners die zich achter ons voorstel scharen.” “Oh. Bedankt.”

Zullen we com-mu-ni-ceren?

Zo voldoet de gemeente aan haar wettelijke plicht om burgers te betrekken bij stadsontwikkeling. Misschien moeten ze in die plicht de specificatie opnemen dat er ook geluisterd moet worden. Gecommuniceerd, gepraat, uitgewisseld. Hoe moeilijk kan het zijn? Dat is wel even wennen, natuurlijk. Want dat is duidelijk nog niet de dagelijkse praktijk.

Ander  voorbeeld waar dat uit bleek: nu werd er gedurende de avond zeker tien keer door verschillende insprekers en raadsleden gesteld dat de geplande supermarkt onnodig en ongewenst was. Maar een weddenschap over het effect daarvan  hoeven we niet af te sluiten: die supermarkt gaat er komen. Iets met connecties van de ontwikkelaar, de wethouder en de supermarktketen, fluisterde men op de tribune.

Naïef

Als ik na zo’n avond woelend in mijn bedje lig, komt onwillekeurig een nog veel verontrustender gedachte voorbij: als het al zo moeilijk gaat om plannenmakers en betrokkenen normaal met elkaar te laten samenwerken rondom een stukje stad, hoe naïef ben ik dan als ik hoop op een goeie afloop waar het gaat over het binnen de perken houden van de opwarming van de aarde?

Maar nog altijd liever naïef en hoopvol dan wereldwijs en definitief gedesillusioneerd.