Selecteer een pagina

Wat een fijn gevoel was dat, gisteren in Amsterdam. Niet die doorweekte schoenen en al die paraplu’s die in je nek en oren prikten. Maar de grote opkomst. Met een tandeloos kabinet als ‘het groenste ooit’ vergeet je soms dat er wel degelijk een heleboel mensen zijn die iets over hebben voor het klimaat. Zelfs zich op zondag zeiknat laten regenen.

De Dam is te klein geworden. Geen paraplu meenemen, had de organisatie nog bezworen, maar dat bleek gisteren zelfs voor de grootste diehard te veel gevraagd. Door het woud van regenschermen hoorde je weinig, zag je niks en kon je geen kant op. Wie niet toevallig tot vlak voor het podium was gedrongen, wilde maar één ding: lopen!

Toch was de Dam al een hele verbetering, vergeleken met de People’s Climate March van vijf jaar geleden: toen werden we weggefrommeld achter het centraal station en in het niemandsland rondom het spoor. Hoeveel mensen waren er toen? Een paar honderd? We konden ons in elk geval zonder problemen in kleine groepjes met de pont naar Eye laten brengen, zonder dat dat de hele middag in beslag nam. Ruim een jaar later liep ik met een vriendin en onze zonen een eindje op met Marjan Minnesma, richting Parijs, voor de klimaattop. Daar waren ook aardig wat anderen bij- geen idee hoeveel in totaal, maar in het centrum van Utrecht leken het er een paar duizend.

Onbekommerd tegen zijn 

De schattingen over het gezelschap van gisteren variëren tussen de dertig- en veertigduizend man. Dat klinkt veel en het klimaat mobiliseerde nog niet eerder zoveel Nederlanders tegelijkertijd. Geweldig natuurlijk. Maar het is nog geen tiende van de opkomst van de demonstratie tegen kernwapens, begin jaren tachtig. Toen zaten we nog heel anders in elkaar. Demonstreren was nog vrij gewoon. En we hadden nog geen telefoons om clicktivisme mee te bedrijven. De demonstratie liken vanaf de bank was nog geen optie. En: we konden gewoon lekker tegen zijn, zonder dat er verder nog iets van ons gevraagd werd.

Tegen kernraketten zijn is makkelijk: niemand wil oorlog en de neiging om zelf een bijdrage te leveren aan de wapenwedloop is bij de meesten van ons minimaal. Dat ligt lastiger voor de opwarming van de aarde. De groep die nog steeds denkt dat daar niks mis mee is, schijnt weer te groeien, maar dat negeer ik liever even. We zijn echter allemaal consumenten, gevangen in een economisch systeem waaraan je je lastig kunt onttrekken, maar dat een hoofdrol speelt in de oorzaak van het onderwerp van onze verontwaardiging. De tienduizenden die gisteren door de Amsterdamse binnenstad liepen met spandoeken en al dan niet smeltende wereldbollen, zullen waarschijnlijk hooguit een iets bewuster uitgavepatroon hebben dan de thuisblijvers.

Boter op ons hoofd? 

Was iedereen uit de menigte die dit jaar in een vliegtuig stapt, vlees eet of autorijdt, door een wonder ter plekke verdampt, dan waren er hooguit een paar honderd demonstranten overgebleven, schat ik in het wilde weg. Ikzelf was ook in rook opgegaan, in dat geval. Samen met man, jongste zoon en degenen met wie ik (per trein, dat dan weer wel) naar Amsterdam was gekomen. Als iedere bijdrage aan de mondiale CO2-uitstoot bestraft was met acute verdwijning, dan was de Dam leeg geweest. En de Vijzelstraat, en het Museumplein, de hele stad, de hele wereld.

Dat maakt het allemaal ook zo lastig. En dat maakt wegkijken ook zo gemakkelijk. Een cynicus zou kunnen zeggen: die klimaatdrammers hebben allemaal boter op hun hoofd. Door tegen klimaatverandering te zijn, ben je tegen het systeem waar je zelf onderdeel van uitmaakt, of je wil of niet. Maar ja, de ultieme oplossing is onszelf wegdoen en dat is nou ook weer zo wat.

Draagvlak

Maar dat wil niet zeggen dat er geen andere oplossingen zijn. Dat we niks kunnen en moeten doen. Het is millennia lang goed gegaan, tussen ons en de planeet. Nu we op een vechtscheiding afstevenen, is het zaak om in relatietherapie te gaan. Ook al moeten we daar nu in investeren en onze gewoontes voor aanpassen. Dat wil nog lang niet iedereen, maar een groeiende groep wil dat wel. Dat signaal is gisteren weer eens afgegeven. ‘Waar is dat draagvlak?’ werd er geroepen tijdens de natte mars. Als antwoord klonk een hartgrondig, veelstemmig ‘HIER is dat draagvlak!’ Wat een fijn gevoel.