Bodem is niet sexy. En wat niet sexy is, staat meestal niet in de publieke belangstelling. Dus dan kan de Voedselorganisatie van de Verenigde Naties 2015 tien keer uitroepen tot Het Jaar van de Bodem, maar dan opent dat jaar op een boerderij in de Flevopolder, ver van alle mediadrukte. Hoe anders ging dat bijvoorbeeld in Duitsland, waar de Bondskanselier zelf aanwezig was bij de aftrap van het bodemjaar. “Nederland is bodemblind”, vindt Fransjan de Waard, schrijver van het Nederlandse standaardwerk over permacultuur en nauw betrokken bij diverse activiteiten rond het thema. Want ja, die zijn er wel degelijk.
Hij voelt zich soms een roepende in de woestijn. En dat valt misschien wel letterlijker te nemen dan je zou denken. Want volgens de Nederlandse werkgroep Jaar van de Bodem zijn we in Nederland (en daarbuiten) hard op weg om de bodem steeds minder vruchtbaar te maken met onze overbemesting, onze ‘gewasbeschermingsmiddelen’, onze ploegen en ander zwaar geschut. “Het is alsof je steeds maar blijft opnemen van een bankrekening, zonder dat je zorgt voor inkomsten”, zegt De Waard. “Ja, dan heb je op een gegeven moment geen saldo meer.”
Iets vergelijkbaars is er met de bodem aan de hand, stelt hij. “We zijn met de huidige intensieve manieren van landbouw bedrijven de grond voortdurend aan het opjagen. Door in monocultuur te telen met enorme velden met hetzelfde gewas, door grote hoeveelheden drijfmest te gebruiken, door de bodemstructuur overhoop te gooien met de ploeg, noem maar op. Die aanpak put op uiteindelijk de bodem uit. Kunstmest bevat simpelweg te weinig voedingsstoffen om de grond gewassen voort te laten brengen met een goede voedingswaarde. En de bodem is kwetsbaar. Bodem is feitelijk een flinterdun laagje vruchtbare grond, waar we het leeuwendeel van ons voedsel uit moeten peuren. Dat laagje van hooguit enkele tientallen centimeters dik heeft er 4000 jaar over gedaan heeft om bruikbaar te worden. Je vult het dus niet zomaar weer even aan.”
‘Humus heeft tijd nodig’
Heel gemakkelijke materie is het niet, de bodemwetenschap. Het is een verhaal met termen als organische stof, humus en compostering; een verhaal over natuurlijke meststoffen, bodemleven, erosie en het uitspoelen van fosfaten. Down2Earth, naar eigen zeggen een ‘groeiende groep van burgers (en boeren) die verontrust is over het continue verlies van humus uit onze landbouwgrond’, probeert de problematiek op haar website helphumus.nl inzichtelijk te maken met een animatiefilmpje over het wollig ogende mannetje Humus. “Humus bestaat uit micro-organismen en is heel gevoelig voor de ouderwetse methodes van de industriële landbouw”, vertelt het filmpje ons. “Humus heeft gewoon wat tijd en rust nodig heeft om zich te herstellen en te vermeerderen. Dat is goed voor de voedingswaarde van ons voedsel, die volgens onderzoek de afgelopen jaren met soms ruim 85 procent gedaald is. Maar daar zijn dus andere landbouwmethodes voor nodig.”
Een groeiende grassroots-beweging houdt zich bezig met experimenten op dit vlak. Fransjan de Waard maakte er samen met bodemwetenschapper Joris van der Kamp een film over, die eind januari op de Biobeurs in première ging. In ‘Bodemboeren’ tonen vijf boeren hoe ze gewassen verbouwen of vee houden op een manier die de bodem de kans geeft om te herstellen van de geleverde diensten, en om geleidelijk weer op te bouwen en te verbeteren. “Er is een behoorlijke run op de film”, vertelt De Waard. “De aanvragen komen uit alle hoeken.” Onder andere van een hoge Brabantse provincieambtenaar, die de teruglopende opbrengst van de zandgronden in zijn provincie al een tijdlang met lede ogen aanziet. Met de verkiezingen in het vooruitzicht zit hij er niet op te wachten om zijn persoonlijke stokpaardje, dat allesbehalve prominent op de campagne-agenda staat, voor het oog van de wereld uit te venten, maar in besloten kring is hij wel degelijk bezig om ogen van beleidsmakers te helpen openen voor de problematiek. Ook het Ministerie van Economische Zaken toonde belangstelling.
Verdwenen kennis
De Waard kijkt er niet van op dat de bodem voor de gewone burger en consument vrijwel onbekend terrein is. Pas vorig jaar ging hij echter beseffen dat ‘de wezenlijke kennis over het functioneren van de levende bodem ook onder professionals min of meer is weggeërodeerd.’ Tijdens een van De Waards introductiecursussen in permacultuur stelde een jonge boer hem een veelzeggende vraag, vertelt hij: ‘Op de lagere school leren we van alles over kringlopen in de natuur, maar waarom gaat het dan op de agrarische opleiding alleen nog maar over kunstmest?’ “Opvattingen over bodemvruchtbaarheid zijn vaak vernauwd tot bemesting, en niet zelden verder vernauwd tot kunstmest-inputs”, stelt De Waard vast. “Maar duurzaam bodembeheer begint bij organische stof, humus. Humus houdt mineralen vast, laat de bodem vocht opnemen en vasthouden en verrijkt het bodemleven. Dat bodemleven helpt op zijn beurt plantenwortels functioneren, maakt gangen die de bodem laat ademen, verdeelt voedingsstoffen, pakt ziekteverwekkers tijdig aan. Jammer genoeg is organische stof niet iets wat ergens verkrijgbaar is – je moet het vooral ter plekke koesteren, stimuleren en zelfs produceren.”
De remedie tegen bodemverarming is alles bij elkaar behoorlijk simpel, weet De Waard. “De bodem maximaal bedekt houden. Niet ploegen. Of veel minder, en minder diep ploegen. Minder zware machines op het land…” en zo kan hij nog wel even doorgaan. “Humus neemt en passant ook nog eens een grote hoeveelheid CO2 op uit de atmosfeer. Dus een ander bodembeleid levert tegelijkertijd een bijdrage aan de verlaging van de CO2-uitstoot.” Het klinkt haast te mooi om waar te zijn. Maar boeren en beleidsmakers moeten het wel weten. De werkgroep rondom het bodemjaar hoopt dit jaar flink wat van die kennis te kunnen delen. Met excursies, workshops, filmavonden en debatten, zoals bijvoorbeeld tijdens ‘Bodem Anders!’ dat donderdag 19 en vrijdag 20 maart plaatsvindt in Den Bosch. En met het samenbrengen van initiatieven door het hele land op de website jaarvandebodem.nl. De Waard: “Het is tijd om tot ons te laten doordringen dat we het leven óp de bodem mede te danken hebben aan het leven ín de bodem. Dat is een eerste noodzakelijk stap om een nieuwe richting in te slaan.”